header handjes

Hoe samenwerken?

Kunsteducatie is de corebusiness van het deeltijds kunstonderwijs, kunstbeoefening het hart van de amateurkunstensector. Dialoog, afstemming en complementariteit zijn nodig om drempels te slechten en bruggen te bouwen. Dat beide sectoren de waarde en het belang van kunst in de samenleving hoog in het vaandel dragen, maakt de vervlechting tussen cultuur en onderwijs mogelijk. Evident is het niet. Want naast raakvlakken zijn er ook verschillen, knelpunten en soms weerstanden die het spanningsveld tussen beide op scherp zetten. Wat levert samenwerking op, welke inspirerende voorbeelden zijn er en welke succesfactoren kunnen stimulerend werken?

In de publicatie ‘DIT DOET ME WAT – Amateurkunsten in Vlaanderen’ getuigen beoefenaars over succesvolle samenwerkingsprojecten.

In het inspiratieboek over het decreet deeltijds kunstonderwijs van het Departement Onderwijs & Vorming vind je verschillende voorbeelden en getuigenissen van samenwerking.


Verschillende vormen van samenwerking

BEELDENDE KUNST Painting Nights 2 Kunstwerkt Tijs Soete 2

(c) Tijs Soete voor Kunstwerkt

  • Het DKO-decreet van 2018 maakt de instap in het deeltijds kunstonderwijs, op basis van eerder verworven competenties - zoals in de vrijetijdssfeer-, iets makkelijker. Na toetsing van de toelatingsvoorwaarden kunnen ‘amateurkunstenaars’ soms tot een hoger studieniveau worden toegelaten.
  • Goed uitgeruste ruimte is schaars. Gedeeld gebruik van ruimte mag geen utopie zijn. Slimgedeeld.be geeft alvast inspiratie.
  • De academie als gangmaker van kunstprojecten in wijken, producties i.s.m. amateurkunstenaars, artistieke feedback, structurele samenwerkingen of zaalverhuur… Sommige academies doen het al en stellen zich open op voor kruisbestuiving.
  • Het deeltijds kunstonderwijs en de Vlaamse amateurkunstenorganisaties nemen samen het initiatief om een navorming, terugkommoment of afstudeerproject te lanceren, specifiek voor (pas) afgestudeerden. Feedback op je werk, samen tentoonstellen/performen en nieuwe artistieke impulsen kunnen bv. de rode draad vormen.

  • Terugkomtrajecten voor afgestudeerde DKO-leerlingen of navorming voor DKO-leerkrachten zijn concrete acties waarvoor beide sectoren hun krachten kunnen bundelen. Vrijstelling van uren vanuit de overheid zou een extra stimulans zijn.
  • Docenten deeltijds kunstonderwijs en de amateurkunstensector kunnen hun visies op leren delen en onderling methodieken uitwisselen. Dit kan via een (zelfregulerend) lerend netwerk of via navormingsmomenten voor leerkrachten DKO.
  • Het zit hem soms in kleine dingen. Door amateurkunstenaars (regisseur, dirigent, …) uit te nodigen voor een examencommissie, krijg je inzichten uit het veld mee.
  • In een stad of gemeente zijn er vaak opportuniteiten om, ook over beleidsdomeinen heen, samen naar buiten te komen. Op een vrijetijdsmarkt bv. of via een groots event of kleiner project. Zet zo’n samenwerkingsverbanden extra in de verf.
  • Al dan niet onder impuls van een derde (bv. de gemeente die een jaarthema voorop stelt, of een DKO leerkracht die regisseert, …) werken academie en het verenigingsleven samen aan een productie.
  • ...


Voordelen van samenwerking

Voor zowel academies als amateurkunsten
  • Twee partijen hebben meer mogelijkheden dan één, op het vlak van ideeën, logistiek, achterban…
  • Je kan kosten delen en samenwerking levert vaak subsidie op.
  • Informeel en formeel leren, vullen elkaar aan. Niet iedereen heeft nl. dezelfde leervraag.
  • Samenwerking zet de mens centraal en minder ‘de instelling’ of initiatiefnemer, nl. de academie of vereniging.
  • De culturele dynamiek in een stad of gemeente vaart er wel bij. Dit dwingt gemeentelijke erkenning en ondersteuning af.
Voor academies
  • De onderwijsopdracht is steeds meer een brede maatschappelijke opdracht. Het DKO-decreet anno 2018 stuurt aan op afstemming met de lokale culturele omgeving. Kennis van het amateurkunstenveld is dus een pluspunt voor verdere inspraak en detectie van leerbehoeften.
  • Samen naar buiten komen, kan leiden tot een bredere bekendheid en stevigere inbedding van de academie in het lokale weefsel.
  • Kennismaking en samenwerking kan kunstenaars in de vrije tijd doen inzien dat een leertraject aan het deeltijds kunstonderwijs zinvol is om vaardigheden en technieken uit te diepen. Het bevordert de instroom.
  • De DKO-leerling komt in contact met het verenigingsleven (vaak het kloppend hart van een bruisende gemeente). Kennis van en oriëntatie binnen het culturele landschap worden makkelijker (cfr. ‘leerloopbaanbegeleiding’).
  • Een andere context (die van het amateurkunstenleven) biedt ook leerkrachten kansen om bij te leren.
  • Samen bereik je een groter en ander publiek. Straffe toonmomenten zetten aan om zelf actieve participatie te overwegen.
  • Ook na het beëindigen van de opleiding kan je blijven prikkelen. Via lezingenreeksen, masterclasses, terugkomactiviteiten of workshops.
Voor verenigingen
  • Een amateurgroep heeft baat bij frisse inzichten en diepgaande methodieken vanuit deeltijds kunstonderwijshoek. Ze tillen het niveau vaak tot een hoger artistiek niveau.
  • De organisatie van een toonmoment vergt veel uitvoerend werk. Vele handen maken licht werk.
  • Een academie telt heel veel leerlingen, onderlegd in verschillende disciplines. Artistieke cross-overs werken uitdagend.
  • De stevige omkadering (infrastructuur, logistiek, …) biedt kansen voor amateurkunstenaars die niet zelf over alles beschikken (delen is het nieuwe hebben).
Voor lokale besturen
  • Steden en gemeenten worden aangespoord om lange termijn uitdagingen te formuleren over beleidsdomeinen heen. Sterke strategieën vragen om verwevenheid van actoren.
  • Lokale besturen zijn voortdurend op zoek naar kruisverbanden. Niet alleen vanwege de efficiëntie, maar ook omwille van de impact ervan.
  • Intense samenwerking vermengt onderwijs met jeugd, cultuur en het beste geval ook welzijn en ruimtelijke ordening.
  • De artistieke en creatieve sectoren vuren ook ‘harde’ domeinen aan om out of the box te gaan denken.


Succesfactoren voor samenwerking

C Pieter Clicteur voor VLAMO Harmonie Jabbeke

(c) Pieter Clicteur voor VLAMO

Lokale overheden (gemeentebesturen), academies (onderwijscontext) en amateurkunsten (vrije tijd) kunnen elk een verschillende rol (of meerdere rollen) opnemen in een samenwerking:
  • initiatiefnemer (idee)
  • trekker (procesbewaker)
  • uitvoerder / organisator (actie ondernemen)
  • fondsenwerver (middelen voorzien)
  • klankbord (kritische vragen en constructieve feedback)
  • aanbieder (instaan voor kant-en-klaar product)
  • facilitator (logistieke, materiële ondersteuning, … )
  • ambassadeur / communicator (promotie)
  • publieksverbreding (nieuwe doelgroepen aanboren)
Enkele tips om nog beter te doen, of om de zoektocht naar raakvlakken te starten:
  1. Creëer een win-winsituatie zodat beide partners voordeel halen uit de samenwerking.
    Benoem deze winsten expliciet (zowel intern: lerarenkorps, vereniging… als extern: college van burgemeester en schepenen, brede publiek…)
    Zo blijft iedereen ten allen tijde mee in het groter verhaal.
  2. Wederzijds respect is nodig, in het bijzonder voor elkaars eigenheden.
    Ken de raakvlakken maar evengoed de bijzonderheden en specifieke accenten die de ander kenmerken.
    Ze bepalen mee ‘de rek’ op samenwerking, van ad-hoc tot structureel.
  3. Een gedeelde visie en bij naam genoemde doelstellingen helpen om koers te houden.
    Gedeeld, in de zin van traceerbaar (op papier/digitaal) en gedragen (niet alleen omdat kopstukken het willen, maar is iedereen -voldoende- mee?)
    Doelstellingen maken de visie tastbaar en uitvoerbaar.
  4. Vertrouwen geven en winnen is van cruciaal belang en de basis voor verder succes.Coming together is a beginning; keeping together is progress; working together is success.
    Het blijft investeren, elke dag.
  5. Evalueer de resultaten en tracht de impact van samenwerking in kaart te brengen.
    Doelstellingen vormen een prima kader om realisaties aan af te checken.
    Wanneer de uitkomst positief is en je vooruitgang kan meten of onderbouwen, maak je werkelijk het verschil.
  6. Duidelijke afspraken en spelregels (‘contracten’) verhogen de transparantie.
    Goede afspraken maken goede vrienden. Ze ondervangen ook personeels/personenwissels.
    Ze stellen de doelstellingen scherp en vermijden onnodige discussie.
  7. Selectiecriteria ‘met welke partners in zee gaan?’ bieden houvast.
    Wie een duidelijke visie heeft, kan op basis daarvan afgelijnde keuzes maken: wie komt in aanmerking als partner of niet.
    Een duidelijke focus draagt bij tot objectievere maatstaven en motivatie.
  8. Communiceer regelmatig en helder, formeel maar ook informeel.
    Zo hou je stakeholders, zowel binnen als buiten de academiemuren en het verenigingsleven op de hoogte.
    Dit verhoogt niet alleen de betrokkenheid; ze vuurt ook anderen aan om na te denken (bv. hoe ondersteuning of eigen grenzen verleggen).
  9. Betrek externen die opportuniteiten zien, bemiddelen en adviseren.
    Om niet vast te roesten in een hokje, kan het geen kwaad van tijd tot tijd een blik van buitenaf te betrekken.
    Externe input brengt nieuwe inzichten. Een open houding en netwerkskills zijn hiervoor waardevolle competenties.
  10. Gedeelde ruimte bevordert spontaan contact.
    Samen onder één dak, zet aan tot extra synergie. Elkaar kennen is een mooi begin.
    Bovendien speelt samenhuizen in op een maatschappelijke nood, nl. die van zorgvuldig omgaan met kostbare ruimte.
Met dank aan Michiel Bolliou (Masterthesis collaboration partnerships)