Kruitdampen boven de frontlijn
dinsdag 19 maart 2019
Een "radicale vernietiging van het zorgvuldig geconstrueerd systeem van Vlaams en lokaal beleid", een "miskenning van het middenveld door een nieuwe Vlaamse feodaliteit", een "sluipende infiltratie van het "marktisme", het “vermoorden van het interculturaliseringsbeleid", ... Bart Caron en Guy Redig schreven een boek en de (cultuur)wereld zal het geweten hebben. Doorheen 208 bladzijden fileren zij 40 jaar Vlaams cultuurbeleid. Zowat elk aspect passeert de revue. Met toewijding, affectie en geregeld de twee voeten vooruit, want..."de bedreigingen rijgen zich in onrustbarende slingers", zo waarschuwen ze in "Vanop de frontlijn".
Luw en lauw
Bart Caron (Groen) bevindt zich in zijn laatste weken als actief Vlaams parlementslid. In het begin van deze eeuw was hij kabinetschef Cultuur en Jeugd (Anciaux, Van Grembergen). Guy Redig ook, enige tijd later (Anciaux). En doorheen hun loopbanen ademden zij op diverse fronten cultuur en jeugd. Tijd om een bilan op te maken, zo dachten ze. Het oogt niet rooskleurig: de praktijken zijn veelvuldig en enthousiasmerend, maar het cultuurbeleid is “luw en lauw”, zo denken ze. Gevolg? De overheidssteun neemt af, de vermarkting (het "marktisme") doet zijn intrede en de diverse en veelkleurige samenleving wordt amechtig omarmd,…. Hoofdschuldige is ontegensprekelijk "het beleid", maar zij schuwen ook de rol van organisaties, sectoren en media niet. Het is ook duidelijk dat zij het moeilijk hebben met het doorknippen van de band van Vlaanderen met het lokaal cultuur- (en jeugd)beleid, bij het begin van deze Vlaamse regeerperiode. Redig en Caron waren achtereenvolgens aartsvaders van respectievelijk de decreten lokaal jeugdwerk- en cultuurbeleid.Drammers en zwammers
Met een soms barokke en beeldende pen wandelen ze elk (al dan niet heilig) huisje van het cultuurbeleid binnen, kijken rond en geven hun uitgesproken mening: niet waardenvrij, daar kozen ze bewust voor, zichzelf omschrijvend als “drammers en zwammers over de zo uitgemolken linkse thema’s, hamerend op al platgeslagen nagels”. Vooral om veel debat over het wezen van cultuurbeleid uit te lokken. In het laatste hoofdstuk geven zij kapstokken voor hoe het volgens hen beter kan en moet: een revitalisering van de relaties tussen de Vlaamse overheid en het middenveld, het oprekken van de buitengrenzen van sociaal-cultureel werk, opnieuw investeren in een participatiebeleid, drastisch meer kleur in cultuur en noem maar op.Over amateurkunsten en sociaal-cultureel werk
En over sociaal-cultureel werk en amateurkunsten? Ons vielen zeker ook de offensieve citaten op:- “Middenveld is perfect te vangen onder de noemer “social profit”. Het profijt gaat immers naar het project van deze burgers, niet naar hun eigen portemonnee (private profit). Zeker het sociaal-cultureel werk zit hierin gebeiteld”.
- “In dit kader past een tribuut aan het sociaal-cultureel werk. Ongeacht de eigen geschiedenis en ontstaan, toont het zich overwegend geëngageerd en levenskrachtig”.
- “Zij heroverden hun eigen, (zeker internationaal) uitzonderlijke plaats”
- “Ook nogal wat amateurkunsten vertonen een opvallende kracht, koppigheid en aanhoudende bloei.”
- “Zoveel methodes en systemen, door het sociaal-cultureel werk ontwikkeld, vonden hun weg naar onderwijs, welzijnszorg en economie. Dit middenveld bewijst zich als een dynamisch laboratorium voor vernieuwing en grensverkenningen”
- “Het emancipatorisch karakter van het sociaal-cultureel werk blijkt, althans in de perceptie van velen, niet uitgedoofd. De autonome ruimte blijft behouden.”
- “Desondanks en niettegenstaande (de gestage inzet van beroepskrachten in het lokaal overheidsbeleid vanaf de jaren zeventig en tachtig, nvdr) klopte het hart van voornamelijk sociaal-cultureel Vlaanderen op het ritme van honderdduizenden vrijwilligers. Ze overleefde in zeer uiteenlopende functies.”
- “Het brede sociaal-cultureel werk moet zijn vrijplaats behouden, de bedreigingen daarvoor moeten worden benoemd en bestreden (regulitis, nieuwe feodaliteit, vermarkting, ongewilde instrumentalisering).”
- “Ook de opening (van het kunstonderwijs, nvdr) naar meer informele kunstpraktijken en zeker een veel sterker uitgewerkte enting op de amateurkunsten vraagt op korte termijn veel inspanningen”.
- “De ontdekking en ontwikkeling van talent, nu al expliciet geïntroduceerd in de amateurkunsten, vraagt om een prioriteit van steden en gemeenten”.
- “Bij de legitimering van het sociaal-cultureel werk (in zijn vele verschijningsvormen, met inbegrip van de amateurkunsten) moeten de aspecten ontmoeten, recreatie en plezier met veel respect worden benaderd. Deze mogen niet worden opgeofferd aan eveneens belangrijke maar zeker niet belangrijker kenmerken, die veel meer de directe maatschappelijke nuttigheid onderlijnen”.