Moraal van het bovenlokaal verhaal
donderdag 23 mei 2019
Meer transparantie. Meer uniformiteit. Minder bevoegdheden voor de provincies op vlak van persoonsgebonden materie. Dat waren, in een notendop, een aantal speerpunten in het Vlaams Regeerakkoord 2014. De voorbije jaren werd er moeizaam uitvoering aan gegeven.
Met veel tegenzin, een arsenaal aan alarmbellen uit onder meer de getroffen sectoren en daaropvolgend schoorvoetend overleg, hebben de provincies hun taken en opdrachten rond cultuurbeleid uiteindelijk losgelaten. Eén en ander ging aan het schuiven: richting Vlaamse overheid; richting lokale overheid; en - omdat er een te groot vacuüm ontstond waar de provincies zich voorheen wisten te profileren - richting ‘bovenlokaal’ cultuurwerk.
Dit laatste kwam er niet zonder slag of stoot. Zo zagen we (1) een inloopperiode via een zogenaamd transitiereglement, (2) een pak nominatieve overgangsmaatregelen, (3) een warme overdracht van middelen voor o.a. talentontwikkeling in de amateurkunsten, (4) het ombuigen van een steunpunt voor amateurkunsten naar bovenlokaal cultuurwerk, (5) het inschrijven van het begrip bovenlokaal in het decreet sociaal-cultureel werk en (6) enig snuffelwerk tussen steunpunten, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en de vormingpluscentra (die al jaar en dag regionaal/bovenlokaal werken!).
De beweging is ingezet, maar waar gaat dit naartoe?
De ommezwaai heeft bloed, zweet en tranen gekost. Ook aan politieke zijde was te horen dat de operatie toch iets moeilijker was dan aanvankelijk gedacht. Maar nu ligt er dus een kader op tafel. Een werkbaar kader? Dat zal de toekomst uitwijzen. Als sectorfederatie gaan we mee op zoek naar de opportuniteiten en randvoorwaarden om ook dit decreet alle kansen te geven.
In elk geval wordt de diversiteit aan schalen even wennen. Als erfopvolger van het provinciale is ‘het bovenlokale’ belangrijk voor sociaal-cultureel werk én amateurkunsten. Zo wordt 7,5 miljoen in projecten gepompt. Dat lijkt veel, maar is dat wel zo? Alle cultuursectoren kunnen er namelijk op indienen. Voor om het even welk bedrag en voor projecten van minder dan een jaar tot langlopende trajecten met een duur van 3 jaar. De Federatie blijft alvast bij haar uitgangspunt dat ook onze leden aanspraak moeten kunnen maken op deze middelen. Deze subsidiestroom mag er zijn voor lokale spelers (bib, gemeenschapscentra, cultuurdiensten, enz.) maar particulier initiatief (verenigingen, burgergroeperingen, vormingpluscentra, amateurgezelschappen, …) verdient minstens evenwaardige kansen.
In de partijprogramma’s niets dan stilte
Terwijl cultureel Vlaanderen het gevoel heeft op de drempel te staan van een spannende toekomst, vloeit in de partijprogramma’s nauwelijks een woord over deze ingrijpende omwenteling en de verdere uitrol. Voorlopig niets dan stilte als het gaat over cultuur in combinatie met het nieuwe bovenlokale werken. We lezen wel dat vernieuwing en durf ruimte moeten krijgen (Groen), dat men volop wil gaan voor een structurele regiowerking (Open Vld) en dat de reële werking op het terrein een belangrijke parameter voor ondersteuning blijft (N-VA).
Eerste temperatuurmeting: De Federatie bereidt zich voor
De Federatie zal klaar staan wanneer het decreet bovenlokaal cultuurwerk een eerste keer tegen het licht wordt gehouden. Om vragen te beantwoorden als: wat loopt goed? Wat kan beter? Bij deze standpuntinname willen we een breed draagvlak realiseren, zodat we met de nodige legitimiteit in gesprek kunnen gaan met beleidsmakers. De komende drie jaar brengt De Federatie zoveel mogelijk relevante partners (waaronder de vormingpluscentra) en betrokken actoren uit sociaal-cultureel werk en amateurkunsten samen om hen te bevragen over het bovenlokale decreet en de toepassing ervan. Via de zogenaamde State of the Regions, die we minstens twee maal per jaar organiseren, verzamelen we input aan de hand van feiten, cijfers en verhalen. Zo brengen we het wel en wee van het bovenlokaal decreet systematisch in kaart met het oog op eventuele verbeteringen.Vragen te beantwoorden en to do's af te vinken
- Welke impact zullen deze bestuurlijke en decretale verschuivingen hebben, zowel voor landelijke organisaties als (boven)lokale cultuuractoren? Zijn er effectief accentverschillen per regio? Monitor de effecten in het veld en sta in voor een optimale ondersteuning van de meer kwetsbare spelers (vrijwilligerswerkingen).
- Geef het decreet bovenlokaal cultuurwerk alle kansen (mensen en middelen) om tot volle wasdom te komen. Verlies sociaal-cultureel werk en amateurkunsten niet uit het oog als betekenisvolle spelers. Breng daarom ook in de beoordelingspool expertise binnen uit die hoek. Stuur van meet af aan bij wanneer zich ongewenste effecten voordoen.