header handjes

Een verbod op "radicale" organisaties?

Een wetsvoorstel van de federale minister van Binnenlandse Zaken Bernard Quintin (MR) dreigt ingrijpende gevolgen te hebben. Volgens het voorstel kunnen organisaties verboden worden als ze beschouwd worden als “radicaal of extremistisch en gevaarlijk”. Het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM) bracht hierover een negatief advies uit. Terecht, want ook voor organisaties in de sociaal-culturele sector en de amateurkunsten liggen er serieuze risico’s.

Verbod lint

Waarover gaat het? 

Naar aanleiding van enkele sterk gemediatiseerde ‘incidenten’ en aangewakkerd door een zeker politiek klimaat, lanceerde minister Quintin een wetsvoorstel waarbij de overheid via een Koninklijk Besluit organisaties kan verbieden als ze “een ernstige en actuele bedreiging” vormen voor de nationale veiligheid of de democratische en grondwettelijke orde. In 2023 stelde toenmalig minister Vanquickenborne al een betogingsverbod voor voor individuele amokmakers. Na veel kritiek stierf het een stille dood. Dit wetsvoorstel gaat nu een pak breder en viseert organisaties. Het voorstel omvat maatregelen zoals een verbod op openbare activiteiten, slogans, symbolen of communicatiemiddelen. Ook ontbinding en het afnemen van rechtspersoonlijkheid zijn opties. Het wetsvoorstel definieert niet wat er precies verstaan wordt onder ‘radicaal’ of ‘extremistisch’. 

FIRM waarschuwt dat onduidelijkheid leidt tot willekeur

Het is vooral deze onduidelijkheid die ook het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM) in haar advies hekelt. Zo weet een organisatie niet waar ze aan toe is en wat wel of niet is toegestaan. In juridische taal: dit is een schending van het legaliteitsprincipe. Daarnaast bemerkt het FIRM dat het wetsvoorstel disproportioneel ingrijpt in fundamentele vrijheden zoals de vrijheid van vereniging en meningsuiting. Heel wat actievormen die nu bon ton zijn – ook bij sociaal-culturele organisaties – zoals symbolisch protest, kritiek, manifestaties – komen in het vizier. Het wetsvoorstel maakt ook preventieve maatregelen mogelijk, zoals bv een verbod op een gelijkaardige organisatie, nog vóór er overtredingen bewezen zijn. Dit zet de deur open voor willekeur en misbruik. Tot slot merkt het FIRM op dat de minister eerder administratieve dan strafrechtelijke procedures inzet als sancties. Administratieve maatregelen bieden een pak minder garanties op vlak van verdediging, bewijsvoering en rechtsbescherming. Wat dan weer tot onduidelijke procedures leidt. 

Risico’s voor veel organisaties

Ook de werkingen van organisaties in tal van sectoren (sociaal-cultureel, amateurkunsten, jeugd, buurtwerking enz.) kunnen met dit wetsvoorstel onder druk komen. Waar vrijwilligers zich organiseren om het te hebben over uiteenlopende thema’s als migratie, veiligheid in de eigen buurt, identiteit of klimaat en daar ook actie aan te koppelen, dreigt al het gevaar om ‘in opspraak’ te komen. De stap naar - bijvoorbeeld - het intrekken van subsidies is dan snel gezet, ook al heeft de organisatie niks strafbaar gedaan. Zo heeft het wetsvoorstel het bijvoorbeeld over organisaties die “hun doel omzeilen”, een bijzonder vage omschrijving. Ook zelfcensuur bij organisaties loert dan om de hoek. Het is duidelijk dat het hele opzet van dit wetsvoorstel vloekt met het decretaal vastgelegde principe van het ‘civiel perspectief’ en raakt aan de kern van wat sociaal-cultureel werk en amateurkunst betekenen.
Het mag duidelijk zijn dat de federale regering met dergelijk wetsvoorstel haar boekje als uitvoerende macht te buiten gaat en de rechtsstaat uitdaagt. We hopen dat dit wetsvoorstel er niet komt of toch sterk bijgestuurd wordt aan de hand van de aanbevelingen vanuit het FIRM.
Bart Verhaeghe Neem contact op met Bart