
Hoe houden we de civiele ruimte vitaal?
vrijdag 23 mei 2025
Sociaal-culturele en amateurkunstenorganisaties werken binnen de ‘civiele ruimte’, de sfeer waarin burgers zich verenigen, hun stem laten horen en de samenleving mee vormgeven. Het kennisdossier, dat opgesteld werd in opdracht van Socius en op 15 mei voorgesteld werd op een studiedag in Brussel, toont dat deze ruimte niet vanzelfsprekend is. Ze is dynamisch en veerkrachtig, maar staat ook onder druk. Dit dossier duikt - aan de hand van heel wat interviews – in de mechanismen achter die druk en biedt inzichten voor organisaties én beleidsmakers om die civiele ruimte te beschermen.
Hoe omschrijf je de 'civiele ruimte'?
Het dossier definieert de civiele ruimte als de maatschappelijke sfeer die ontstaat wanneer burgers gebruikmaken van fundamentele rechten zoals het recht op vereniging, vreedzame vergadering en vrije meningsuiting. Het gaat om de ruimte waar individuen en groepen zich vrij informeren, meningen uiten, zich organiseren en via diverse acties invloed uitoefenen op de samenleving. Middenveldorganisaties, inclusief dus sociaal-culturele en amateurkunstenorganisaties, vormen een cruciaal onderdeel van deze ruimte.En die civiele ruimte blijkt essentieel voor een vitale democratie. Want ze biedt fora voor publiek debat, draagt bij aan meningsvorming en maatschappelijke actie, en is een plek waar diverse actoren, waaronder ook overheden en bedrijven, interageren. De rechtsstaat waarborgt enerzijds de civiele ruimte door fundamentele rechten en vrijheden te respecteren. Anderzijds heeft de rechtsstaat zelf baat bij een sterke civiele ruimte.Krimpt de civiele ruimte? ‘Het is complex’
De civiele ruimte is constant in beweging. Door nieuwe burgerinitiatieven, maar ook door contextfactoren zoals individualisering of polarisatie. Trends als de aantasting van de rechtsstaat, autoritaire bestuursstijlen, en de wens van overheden om meer aan te sturen en te controleren zorgen ervoor dat er kan gesproken worden van een 'krimpende civiele ruimte'. Of dat ook effectief zo is, is een normatieve vraag.
Zeven soorten ingrepen die de civiele ruimte beïnvloeden
Het dossier identificeert verschillende soorten invloeden die de civiele ruimte kunnen veranderen. Die kunnen zowel bewust en doelgericht zijn als eerder gelinkt aan maatschappelijke verschuivingen. Die grens is niet altijd eenvoudig te trekken. We sommen ze hier op, van meer rechtstreeks naar eerder onrechtstreeks. Maar ook bij onrechtstreekse ingrepen zijn de effecten niet te onderschatten.- Machtsingrepen: Hierbij staat het 'primaat van de politiek' centraal, waarbij verkozen uitvoerende politici claimen de hoogste beslissingsmacht te hebben en de invloed van niet-verkozen actoren, zoals middenveldorganisaties, bekritiseren. Dit kan leiden tot het beperken van inspraak. Ideologische verschuivingen spelen hier een rol, waardoor organisaties meer als beleidsinstrumenten bekeken worden. Daarbij wordt financiering afhankelijk van beleidsprioriteiten.
- Ingrepen in beleidskaders: Aanpassingen in regelgeving en financieringsmechanismen zijn niet enkel technisch, maar hebben ook een impact op werking en positie van organisaties. Denk aan de grote veranderingen de afgelopen jaren in het sociaal-cultureel decreet. Het decreet werd meer ‘open’ en kwantitatieve criteria werden vervangen door kwalitatieve criteria. Goede principes, maar ze kunnen tot onzekerheid en extra planlast leiden, zeker in combinatie met een grotere politieke beslissingsbevoegdheid. De opmars van beheersovereenkomsten als contract tussen overheid en organisatie, is een ander voorbeeld. Wat we nu bijvoorbeeld zien bij de amateurkunstenkoepels.
- Financiële ingrepen: In een context van actieve subsidiariteit zijn subsidies cruciaal. Het verminderen of stopzetten van subsidies, ook bij positieve evaluaties, wordt vaak ervaren als een bewuste poging om de werking in te perken. Daarnaast zijn er voorbeelden van extra en verscherpte (financiële) inspecties die op niks gebaseerd zijn. Het illustreert hoe subsidies onder druk kunnen komen te staan.
- Juridische ingrepen: Een toename van juridische procedures, zowel van middenveld naar overheid (= strategisch procederen zoals bv. de Klimaatzaak) als van overheid naar middenveld (problematiseren of zelfs criminaliseren). Juridisering is een bredere maatschappelijke trend, maar overheidsingrijpen via juridische weg schrikt mensen af en verplaatst legitieme debatten naar de rechtszaal.
- Bureaucratische ingrepen: Strengere verplichtingen en complexe procedures (www.regulitis.be) beperken de autonomie, kosten veel tijd en werken ontmoedigend. Het dossier benoemt ook verstaatsing (overheid neemt dienstverlening over) en vermarkting (overheid vraagt middenveld om overheidstaken over te nemen).
- Psychologische ingrepen: Het bewust negeren van organisaties, uitsluiten van overleg, of het gebruiken van harde, uitdagende, intimiderende, en stigmatiserende taal. Framing waarbij organisaties uit context worden gehaald of uitvergroot, kan de publieke stem dempen. Dit kan leiden tot een 'chilling effect', waarbij organisaties uit angst voor negatieve gevolgen zich terugtrekken of aan zelfcensuur doen.
- Discursieve ingrepen: De manier waarop organisaties en hun standpunten in de media worden voorgesteld, beïnvloedt de civiele ruimte sterk. De focus van media op sensatie en scherpe quotes, de normalisering van extreme meningen, en het minder beroep doen op geïnstitutionaliseerd middenveld dragen bij aan een verhard publiek debat. Sociale media bieden zowel nieuwe mogelijkheden als risico’s zoals algoritme-gestuurde bubbels en fake news.
Hoe reageren middenveldorganisaties?
Een mens zou er stilaan somber van worden. En toch! Het dossier toont ook hoe organisaties hier op reageren en ermee omgaan. Sommigen kiezen voor samenwerking, anderen confronteren. Wat werkt, hangt af van context, schaal en strategie. Het dossier biedt een 'menukaart' van strategieën voor middenveldorganisaties om in deze veranderende civiele ruimte te navigeren. De onderzoekers maken daarbij een onderscheid tussen samenwerkingsgerichte en contesteringsgerichte strategieën. Bij het eerste type gaat het bijvoorbeeld over zich opstellen als waardevolle partner of het opnemen van een duidelijke publieke rol. Bij het tweede type benadrukt een organisatie de eigen rollen en missie en zet men bijvoorbeeld in op middelendiversificatie. De modale organisatie mengt beide strategieën door elkaar.Wat kunnen beleidsmakers doen?
‘De toestand van de civiele ruimte in België is niet alarmerend, maar er zijn wel waarschuwingssignalen’, zo luidt één van de conclusies. Er is een merkbare verschuiving van macht naar uitvoerende politici, deels gedreven door de doctrine van het primaat van de politiek. Dit zet de autonomie van de georganiseerde burgersamenleving onder druk, zeker voor organisaties die afhankelijk zijn van subsidies, zich richten op kwetsbare doelgroepen of gevoelige thema's behandelen. Het gevaar van autoritaire stromingen die de greep op het middenveld verder vergroten, is niet denkbeeldig.De civiele ruimte is een gedeelde verantwoordelijkheid. Om ze vitaal te houden, zijn duidelijke acties nodig van beleidsmakers en politici. Het is als politicus niet enkel kwestie van te zeggen dat je dit wil respecteren, maar dit ook te garanderen en op te volgen in de uitwerking van allerlei maatregelen. Op basis van het dossier kunnen we in grote lijnen deze aanbevelingen formuleren voor beleidsmakers.- Erken en waardeer de autonome rol van het middenveld: Beleidsmakers moeten de principiële waardering voor het civiel perspectief en de inhoudelijke autonomie van organisaties verankeren in beleid en praktijk. Dit betekent zich niet mengen in de keuze van thema's, doelgroepen of werking, en niet dreigen met het inperken van subsidies bij politieke meningsverschillen.
- Respecteer het principe van actieve subsidiariteit: Ga verder dan een louter instrumentele benadering van het middenveld als dienstverlener. Zie het middenveld als een volwaardige partner die, net door zijn nabijheid tot burgers, beter geplaatst is om bepaalde maatschappelijke taken in te vullen. Ondersteun dit ook financieel en structureel.
- Behoud en versterk de basisinfrastructuur voor de civiele ruimte: Dit omvat een goed functionerende rechtsstaat, onafhankelijke media en academische instellingen, en de bescherming van fundamentele rechten zoals vrije meningsuiting en vereniging. Wees bedachtzaam met juridische of bureaucratische ingrepen die, bedoeld of onbedoeld, een 'chilling effect' kunnen hebben.
- Zorg voor stabiele en transparante financieringsmodellen: Vermijd een te sterke focus op kortlopende projectfinanciering of tendering die organisaties kwetsbaar maakt en innovatie en langdurige impact bemoeilijkt. Zorg dat subsidiebeslissingen transparant en goed gemotiveerd zijn, en niet louter politiek gedreven lijken.
- Vermijd retoriek die het middenveld stigmatiseert: Woorden doen ertoe. Politici en beleidsmakers hebben een verantwoordelijkheid in het publieke debat. Het framen van organisaties als "subsidieslurpers" of "elitair" ondermijnt het maatschappelijk draagvlak en vergroot de druk.
- Erken het belang van deliberatieve democratie en inclusie: Democratie is meer dan verkiezingen en meerderheidsbesluitvorming. Waardeer de rol van het middenveld in het organiseren van burgers, het geven van een stem aan (kwetsbare) groepen, en het bevorderen van pluralisme en verantwoordelijkheid in besluitvorming.
- Wees transparant over intenties: Maak duidelijk of ingrepen bedoeld zijn om de civiele ruimte te veranderen of voortkomen uit andere beleidsdoelen. Ga het debat aan over legitieme beleidskeuzes zonder de ruimte voor maatschappelijk engagement en kritiek in te perken.
Het kennisdossier werd opgesteld in opdracht van Socius door een consortium van KULeuven (Lode Vermeersch) en UAntwerpen (Stijn Oosterlynck) ism met Filip De Rynck en Bram Verschuere (beiden UGent). De Federatie maakte deel uit van de klankbordgroep.
Het kennisdossier kan je gratis downloaden op de website van Socius.