header handjes

Duurzaamheidsmaatregelen voor de sector: mogelijkheden en kanttekeningen

Organisaties uit de sectoren Cultuur en Jeugd kunnen gebruik maken van enkele duurzaamheidsmaatregelen, ondersteund door het Vlaamse beleidsniveau. Concreet gaat het om het energiezuiniger maken van culturele infrastructuur door investeringssubsidies enerzijds en een nieuwe energielening anderzijds. Bij beide maatregelen geven we een woordje uitleg. Dat er bij deze maatregelen overigens wel wat kanttekeningen te maken zijn, bleek onlangs uit een zitting van de Commissie Cultuur. Tinne Rombouts (CD&V) en Miranda Van Eetvelde (N-VA) stelden enkele kritische vragen.

1. Investeringssubsidies voor het energiezuiniger maken van culturele infrastructuur

Tijdens het Vlaams Klimaat- en Energiepact van 1 december 2016 engageerde Sven Gatz, minister van Cultuur, Jeugd, Media en Brussel zich om, binnen de beleidsvelden Jeugd en Cultuur, energie-efficiëntie en CO2-reductie te selecteren als één van de prioritaire ingrepen voor de subsidiëring van culturele infrastructuur in 2017-2021.
Via het Fonds Culturele Infrastructuur (FoCI) kunnen overheden, instellingen en organisaties investeringssubsidies verkrijgen. Deze worden verleend voor het bouwen, uitbreiden, verbouwen of aankopen van grote culturele infrastructuur met bovenlokaal belang of voor sectorale prioriteiten. Voor de periode 2017-2021 kunnen investeringssubsidies aangevraagd worden voor investeringen in volgende drie sectorale prioriteiten: 
  • het automatiseren van theatertrekken,
  • toegankelijkheid van culturele infrastructuur en
  • het energiezuiniger maken van culturele infrastructuur.

Hoe energiezuinig? Welke subsidie?

Verenigingen kunnen subsidies aanvragen voor een hele reeks energiebesparende maatregelen: de uitvoering van een energieaudit, de installatie van een slimme energiemonitor en algemene relighting, energiezuinig werklicht, dakisolatie, isolatie van de buitenmuren, isolatie van vloeren, super isolerend glas, regelsystemen, centrale verwarming, de vervanging van een stookolie-installatie door een gasinstallatie of aansluiting op een warmtenet of plaatsing van een warmtepomp, de vervanging van een bestaande installatie door een warmtepomp, plaatsing van een zonneboiler, enz.

Voorwaarden

De maximumsubsidie bedraagt 500.000 €. Maar er zijn uiteraard voorwaarden aan verbonden. Zo moet de projectaanvrager jaarlijks een werkelijk energieverbruik van minstens 100.000 kWh  kunnen voorleggen op basis van de energiemonitoring van het FoCI. Kleinere organisaties met een jaarlijks lager energieverbruik kunnen een samenwerkingsverband sluiten en een gecoördineerde aanvraag in dienen. Zo’n cluster van organisaties moet samen minstens 100.000 kWh kunnen voorleggen. Eén vereniging meldt zich dan als trekker. Naast een nulmeting moet tevens een prognose voor de energiebesparing per jaar door de geplande maatregelen bij de aanvraag worden gevoegd. Dit volgens de berekeningsformules van het FoCi. Bij goedkeuring van de projectaanvraag (en het verkrijgen van subsidies), moet de projectaanvrager een jaarlijkse opvolging van het energieverbruik gedurende tien jaar invullen via de CO2-calculator van het FoCi. Tevens moet de projectaanvrager een actieplan van de organisatie voorleggen om de medewerkers en het beoogde publiek te sensibiliseren voor het klimaatactieplan van de Vlaamse Regering en de klimaatproblematiek in het algemeen. Voor meer informatie over het FoCi-reglement voor duurzame investeringen kan je terecht op de website van het Departement Cultuur.

2. De nieuwe energielening voor cultuur- en jeugdverenigingen

Beschik je over de geschikte dakoppervlakte om zonnepanelen te plaatsen? Dan is de energielening misschien iets voor jou. Recent lanceerde Minister van Cultuur en Jeugd Sven Gatz de goedkope energielening of 'zonnelening' (rente 1%) voor organisaties uit de cultuur- en jeugdsector die zonnepanelen willen plaatsen. Bedoeling is dat de sector, die over meer dan 800.000 m² beschikbare dakoppervlakte beschikt, op deze wijze een belangrijke bijdrage kan leveren aan het Vlaams Klimaatactieplan.   Concreet gaat het om:
  • Een maximumbedrag van 135.000 euro (excl. btw). De opname van het leningsbedrag gebeurt in één keer na het plaatsen van de zonnepanelen
  • Rentevoet: lening aan 1% vaste rente
  • Duurtijd: max. 10 jaar met maandelijkse terugbetaling
  • De terugverdientijd van de investering dient korter dan 10 jaar te zijn

Hoeveel zal het je uiteindelijk kosten of opbrengen?

In welke mate je energiefactuur zal dalen is natuurlijk afhankelijk van het aantal zonnepanelen, hun productiecapaciteit en het aantal zonne-uren. Dat kan de installateur voor jouw specifieke situatie berekenen. Om je een idee te geven van wat de energielening je op maandelijkse basis kan kosten maakten we onderstaande simulatie. Afhankelijk van de geleende som en de afbetalingstermijn krijg je uiteraard een andere kost.
Tabel Energielening2

Voorbeeld: energielening voor installatie van zonnepanelen met 1% jaarlijkse vaste rente

Hoe kan je een energielening aanvragen?

Dat gebeurt via de online-module KIOSK. Als type duid je “Energielening voor Cultuur en Jeugd” aan. Tijdens het aanvraagproces worden heel wat documenten in digitale versie opgevraagd. Een haalbaarheidsstudie is verplicht. Het Vlaams Energiebedrijf  biedt hiertoe een raamcontract aan. Een stabiliteitsstudie van het gebouw is hierbij inbegrepen. Lokale besturen kunnen ondersteuning krijgen bij EANDIS. Een nulmeting van het energieverbruik op basis van het werkingsjaar 2015 wordt ingebracht in de energiemonitoring die het FoCI ter beschikking stelt. De gegevens voor elektriciteitsgebruik moeten in deze tool ingevuld worden voor de duurtijd van de lening. De aanvraag van een energielening kan het hele jaar door via KIOSK. Voor het plaatsen van de zonnepanelen en de batterijopslag doe je best een beroep op een gecertificeerde installateur.
Meer informatie? Departement Cultuur, Jeugd en Media, Team infrastructuur en instellingen, Arenbergstraat 9,  Arenberggebouw,1000 Brussel of fondscultureleinfrastructuur@vlaanderen.be.

3. Commissie Cultuur houdt duurzaamheidsmaatregelen tegen het licht

Bovenstaande maatregelen waren onderwerp van gesprek tijdens de bijeenkomst van de Commissie Cultuur op 26 april 2018. Daar stelden Tinne Rombouts (CD&V) en Miranda Van Eetvelde (N-VA) terecht enkele vragen bij bovenstaande duurzaamheidsmaatregelen.

Drempels te hoog voor kleinere organisaties

Alhoewel Tinne Rombouts  het een goede keuze vindt van het FoCi om het energiezuiniger maken van infrastructuur als derde prioriteit voor de periode 2017-2021 naar voren te schuiven, formuleert ze er enkele bedenkingen en vragen bij.
Als we de subsidie even van dichterbij bekijken, kunnen we vaststellen dat het voor jeugd- en cultuurverenigingen helemaal niet zo evident is om de subsidieaanvraag in te dienen, laat staan om in aanmerking te komen om de subsidie te kunnen behalen. Het is namelijk een vereiste dat het totale energieverbruik minstens 100.000 kilowattuur per jaar is, wat op zich best wel hoog gegrepen is voor een jeugdvereniging.”  Als we weten dat het elektriciteitsverbruik van een gemiddeld gezin tussen de 3000 en 4000 kWh/jaar ligt, kan eenzelfde bedenking gemaakt worden voor andere sociaal-culturele organisaties. Dit betekent dat organisaties enkel d.m.v. een samenwerkingsverband in aanmerking kunnen komen. Maar ook dit is niet evident.  Tinne Rombouts schets de situatie bij jeugdverenigingen: “Alleen als een aantal jeugdverenigingen zich clusteren, kunnen ze effectief in aanmerking komen voor de subsidie. Maar uit het advies van de Vlaamse Jeugdraad van 3 mei 2017 blijkt dat geen van de koepels echt in de mogelijkheid is om die clustering te organiseren, laat staan dat jeugdverenigingen zich daar zelf toe kunnen organiseren.”  Minister Gatz laat verstaan dat clustering van organisaties (ook lokale) mogelijk is maar dat de prioriteit gaat naar “een bovenlokale werking en naar organisaties met een publieksfunctie”, zeker indien het aantal projectaanvragen de beschikbare middelen overtreft. Tinne Rombouts repliceert duidelijk “Ik zou u willen vragen om aan kleinere organisaties meer ondersteuning te bieden en om de deuren daarvoor open te zetten.” Zij wijst anderzijds ook op het feit dat “organisaties die in aanmerking komen voor subsidies, werken moeten gunnen volgens de wetgeving op de overheidsopdrachten”. Ook geen evidente opdracht voor leken op dat vlak. Daarenboven is de aanvraagprocedure om een investeringssubsidie te bekomen wel heel complex. Miranda Van Eetvelde merkt op dat het voor organisaties vaak moeilijk is energiecijfers voor te leggen omdat infrastructuur wordt gedeeld met andere organisaties, of omdat ze maar ten dele eigenaar zijn en er afspraken zijn over het gedeelde verbruik. Zij stelt daarbij volgende vraag: “In hoeverre kan het systematisch bijhouden van de verbruikersgegevens worden opgenomen in de subsidiecriteria?”  Minister Gatz antwoordde dat “de vraag met betrekking tot de subsidiecriteria een goede vraag is. Ze zal wellicht meer stroomafwaarts aan bod komen op het ogenblik dat we zicht krijgen op hoeveel middelen er na twee jaar nog nodig zullen zijn om verder te werken. We kunnen dat alvast voorbereiden om te bepalen of dat in mindere of meerdere mate in de subsidiecriteria moet worden opgenomen.” De commissieleden wijzen er ook op dat de beslissing om te investeren in zonnepanelen best bekeken wordt vanuit het totale plaatje. Welke investeringen worden in bepaalde gebouwen het best gedaan om de energie-efficiëntie te verhogen en in welke volgorde? Daarom is een voorafgaande energie-audit, die kan meegenomen worden in het gesubsidieerde bedrag, belangrijk. Minister Sven Gatz licht toe: “Iedereen die aan de algemene en specifieke voorwaarden van het wijzigingsbesluit (van FoCi) voldoet, die dus in aanmerking komt in het algemeen, kan een projectaanvraag indienen. De kosten voor een energie-audit worden vernoemd in artikel 2 en kunnen dus zonder meer worden ingebracht, net zoals de kosten van een toegankelijkheidsdoorlichting. Dat kan dus worden meegenomen.” Miranda Van Eetvelde vindt het belangrijk om meer te investeren in het bewustzijn van de gebruikers voor energiezuinig verbruik. Ze vraagt zich dan ook af of er via een campagne, via een sensibilisering de bewustwording van de sector kan worden geactiveerd? Tot slot geeft de minister aan “We zijn van plan om de hele procedure van het besluit en alles wat daarbij hoort, de komende zomer te evalueren en dan mogelijk – maar daar kan ik nog niet op vooruitlopen – bij te sturen.”.
Kristien Vermeersch Neem contact op met Kristien