header handjes

Overheid ondermijnt eigen goed bestuur door repliekrecht af te schaffen

Dossier: Decreet Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk

Het uitvoeringsbesluit bij het nieuwe decreet sociaal-cultureel volwassenenwerk dreigt de repliekmogelijkheid van organisaties tot quasi niets te herleiden. De dag dat een repliek enkel nog typfouten uit een voorlopig advies mag halen, is niet veraf. Nochtans blijkt overvloedig uit de feiten dat een deftige repliekmogelijkheid voor organisaties manifest bijdraagt aan kwalitatief beleid en onnodige juridisering vermijdt. Heeft de Vlaamse overheid geen Code Goed Bestuur?

Departement doorheen het tandvlees

Even situeren. Organisaties worden tweemaal tijdens een beleidsperiode onder de loupe genomen. Een eerste keer bij hun subsidieaanvraag (door een beoordelingscommissie) en een tweede keer halverwege de vijfjarige beleidsperiode om de concrete werking, in relatie tot het beleidsplan, te evalueren. Dit laatste gebeurt vandaag door een commissie, bestaande uit externe experten en onder voorzitterschap van de administratie. Het ontwerp-uitvoeringsbesluit dat vandaag de adviesprocedures doorworstelt, gaat ervan uit dat dit in de toekomst gebeurt door de administratie, bijgestaan door twee externe experten. Waarom is dit veranderd? Om de organisatielast voor het departement en de externe experten te verminderen. Dat het departement CJM door de opeenvolgende besparingen doorheen het tandvlees zit, is een feit. Daarom is het goed dat we hieraan mee proberen te remediëren.
Vlaams parlement 4

Dialoogprincipe: win win win

Nu is de procedure dat alle organisaties, na het tussentijdse visitatiebezoek, een voorlopig verslag krijgen. De organisaties krijgen de kans om hierop een repliek in te sturen. Het is aan de commissie om hier al dan niet rekening mee te houden in het definitieve verslag. In de vorige beleidsperiode werkte dit goed. Maar liefst 44 procent van onze organisaties las manifeste veranderingen in het definitieve verslag. Met als resultaat: zorgvuldig(er) afgewogen conclusies, gebaseerd op een meer feitelijke en zorgvuldige motivatie. Bij de beoordeling van de beleidsplannen, was de ruimte om replieken in te dienen beperkter: enkel organisaties met een negatief preadvies konden volwaardig repliceren, voor de andere organisaties moest de repliek beperkt blijven tot het rechtzetten van feitelijke onjuistheden of verkeerde interpretaties. Resultaat: slechts 28 procent van de organisaties zag dat er duidelijk rekening werd gehouden met de repliek. Wij blijven het belangrijk vinden dat het decreet uitgaat van een ernstig "dialoogprincipe". Gewoon omdat we in de praktijk merken dat dit een win-win-win is: een win voor de organisaties (beter onderbouwde adviezen), een win voor de experten (standvastigere en/of genuanceerdere conclusies na woord-wederwoord) en een win voor de minister (beslissingen die minder (juridisch) aanvechtbaar zijn.

Een pleidooi voor gezond verstand en goed bestuur

In plaats van in te beuken op rechten van organisaties én op het eigen kwaliteitsbeleid van de overheid, zouden we beter samen zoeken hoe de druk kan verminderen
Dirk Verbist
Wat staat er nu in het ontwerp-uitvoeringsbesluit? De repliekmogelijkheid wordt in de twee gevallen herleid tot het (willen) rechtzetten van feitelijke onjuistheden. Waarom wordt het dialoogprincipe zo fel ingesnoerd? Alvast niet omdat een volwaardige repliek de kwaliteit van het uiteindelijke advies of verslag zou aantasten. Integendeel, zo blijkt. We vermoeden dus dat het ook hier met het verminderen van de planlast voor de administratie en experten te maken heeft. Hoogst onverstandig en bovendien contraproductief. We omschreven het repliekrecht al als een win-win-win. Als we vaststellen dat dit manifest bijdraagt aan de kwaliteit van de adviezen en verslagen, dan lijkt ons dit een principe dat ook een overheid best omarmt. Een departement dat amechtig worstelt met de opeenvolgende besparingen, krijgt van ons alle steun, maar van twee dingen één: ook in de sector zien we organisaties en medewerkers op hun tandvlees zitten, ook in de sector wordt de toenemende verantwoordingsdruk scherp aangevoeld. In plaats van in te beuken op rechten van organisaties én op het eigen kwaliteitsbeleid van de overheid, zouden we beter samen zoeken hoe de druk kan verminderen.

In de eerste plaats voor organisaties met een negatief voorlopig verdict

Onze vraag nu, heel eenvoudig en (nog maar eens) met begrip voor de "planlast": minstens organisaties die een negatief voorlopig verslag of advies in de bus hebben gekregen, moeten de kans krijgen om volwaardig te repliceren, zoals in het decreet van 2017 ook is voorzien bij de beoordeling van de beleidsplannen. Nogmaals, een win - win - win...