header handjes

Verenigingswerk: nood aan overleg met de betrokken sectoren

Dossier: Zakelijk en financieel

7 december 2017

Vanaf 1 januari 2018 zal het mogelijk zijn om tot 6.000 euro netto bij te verdienen in de vorm van verenigingswerk. Verenigingswerk is 1 van de 3 onderdelen van het wetsontwerp over het onbelast bijklussen dat principieel is goedgekeurd door de ministerraad. Naast verenigingswerk worden ook activiteiten van burger tot burger en erkende deelplatformen gevat door dit wetsontwerp. Er heerst echter nog zeer veel onenigheid over de concrete invulling van het wetsontwerp.


Wat houdt dit statuut juist in?

In het zomerakkoord van juli 2017 kwam de regering overeen een nieuw statuut op te richten: het verenigingswerk. Dat statuut moet toelaten bepaalde functies die zich nu in een grijze zone tussen werk en vrijwilligerswerk bevinden een duidelijk kader te geven. Personen in dit statuut zouden tot 6.000 euro per jaar met een maximum van 1.000 euro per maand kunnen verdienen, mét een fiscale vrijstelling. De aangifte door door de organisatie en de verenigingswerker verloopt via een app. Voor de aanvang van het werk moet tussen beiden ook een standaardovereenkomst worden ondertekend. Deze standaardovereenkomst werd reeds goedgekeurd door de ministerraad van 16 november. Niet iedereen kan echter gebruik maken van het nieuwe statuut. Het zou enkel toegankelijk zijn voor mensen die minstens 4/5 werken, zelfstandig zijn of gepensioneerd. De kern van de federale regering bereikte op 22 oktober een akkoord over de lijst van functies en activiteiten waarop het statuut van toepassing zou zijn. Veel van de voorgestelde functies en activiteiten zijn terug te vinden in de socioculturele sector.

Enkele negatieve adviezen

Omdat het verenigingswerk ook een impact zal hebben op het vrijwilligerswerk, werd naast het advies van de Raad van State en de Nationale Arbeidsraad ook het advies van de Hoge raad voor Vrijwilligers gevraagd. Deze adviezen waren echter stuk voor stuk negatief. Argumenten die werden aangehaald: de onduidelijke functielijst, de impact op het vrijwilligerswerk en het gebrek aan overleg met het middenveld. Van datzelfde middenveld kwamen er de laatste weken heel wat reacties. Zo konden we opiniestukken lezen van onder meer Beweging.net en ’de Verenigde Verenigingen’. Sociare, de werkgeversfederatie voor de socioculturele sector, drukte op haar beurt haar bezorgdheid uit over het geheel van functies en activiteiten die binnen het nieuwe statuut zouden worden toegelaten. Lees hierover meer in onze vorige berichtgeving.

Gefaseerde invoering

Sociare en federaties uit de socioculturele en artistieke sector vroegen, zowel schriftelijk als tijdens een overleg met de bevoegde kabinetten, om de lijst in samenspraak met de sector verder te verduidelijken. Ze pleitten voor een gefaseerde invoering van het statuut van verenigingswerk. Duidelijk afgebakende functies in de sportsector en amateurkunsten kunnen zoals gepland vanaf 1 januari 2018 van het statuut gebruik maken. Voor de overige functies is nog overleg met de betrokken sectoren nodig om de voorgestelde activiteiten en functies beter af te stemmen op de realiteit.


Politieke reacties

Ook vanuit politieke hoek klinken er kritische stemmen. Zo spreekt CD&V-parlementslid Stefaan Vercamer, lid van de bevoegde commissie in het federale parlement, zijn steun uit voor een gefaseerde invoering van het statuut. Hij geeft onder meer aan dat in het huidige wetsontwerp het niet altijd duidelijk is welke vrijwilligers vergoed kunnen worden en welke niet. De gehanteerde beschrijvingen zijn volgens hem veel te algemeen, bijvoorbeeld ‘personen die actief zijn binnen de jeugdbeweging’. Minister van Sociale Zaken Maggie De Block (Open Vld) blijft op haar beurt ervan overtuigd dat het nieuwe statuut er moet komen, maar geeft toe dat het wetsvoorstel nog voor een tweede lezing naar de federale regering moet. Daar zullen alle adviezen bekeken worden.
Vercamer

Stefaan Vercamer